AMSTERDAM - Een commercieel manager heeft bij zijn ontslag een hogere vergoeding dan de 'kantonrechtersformule' kunnen bedingen vanwege de korte duur van de arbeidsovereenkomst en het grote afbreukrisico voor zijn verdere loopbaan.
De werknemer is sinds 12 februari 2007 bij een nieuwe werkgever in dienst, in de functie van commercieel manager packaging tegen een salaris van € 6.076,62 bruto per maand inclusief vakantiebijslag, maar exclusief overige emolumenten, zoals een resultaatafhankelijke bonus en het gebruik van een leasewagen.
De arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan. Er is een opzegtermijn (voor de werkgever) van 4 maanden bedongen. Bovendien is een concurrentiebeding voor de duur van een jaar overeengekomen.
Begin 2008 is de werknemer in een functioneringsgesprek aangesproken op zijn functioneren en is aangedrongen op een spoedige en wezenlijke verbetering. Door het dusdanig belang van de positie van de werknemer als leidinggevend, commercieel manager zegt het bedrijfsmanagement het vertrouwen even later in hem op.
De kantonrechter vindt dat de werknemer in redelijkheid een vergoeding toekomt ten laste van de werkgever. Daarbij moet, op uitdrukkelijk verzoek van beide partijen, onderscheid worden gemaakt tussen het geval waarin de werkgever afstand doet van het concurrentiebeding en het geval dat het bedrijf daaraan vasthoudt.
Wanneer de werknemer gebonden blijft aan het voor hem geldende concurrentiebeding, dan wordt hij aanmerkelijk bemoeilijkt in het vinden van ander, passend werk, zo stelt de rechter vast. Wordt hij daaruit echter ontslagen, dan mag worden aangenomen dat hij binnen redelijke termijn elders passend werk vindt.