Een langslepende rechtszaak van de Belastingdienst tegen een handelaar in paarden heeft eindelijk tot een conclusie geleid. In 2002 heeft de betreffende handelaar een ontslagvergoeding toegekend aan een werknemer. De werknemer heeft 100.000 euro op zijn rekening ontvangen, waarvan volgens de handelaar 23.000 voortkwam uit achterstallig loon en niet behoorde tot de gouden handdruk. Verder gaf de paardenhandelaar aan dat de accountant opdracht had gekregen loonbelasting in te houden, en dat anders ‘de werknemer het wel in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op zou nemen’.
Het Hof heeft bepaald dat het de verantwoordelijkheid was van de werkgever om loonbelasting in te houden. Verder vond het Hof het ook niet aannemelijk dat 23.000 euro voortkwam uit achterstallig loon. Hierop is bepaald om de belasting te vorderen die nog verschuldigd was, en een boete erbovenop te vorderen. De werkgever heeft nergens vastgelegd dit te kunnen verhalen op de werknemer, dus is volledig aansprakelijk. De boete bovenop de verschuldigde belasting is vastgelegd op 54.000 euro, mede doordat uitgegaan werd van opzet in het niet afdragen van belasting.
De werkgever is altijd verantwoordelijk voor het afdragen van de loonbelasting, en kan in veel gevallen dit niet verhalen op de (ex-)werknemer. De gouden handdruk mag nooit bruto op de privérekening van een werknemer worden gestort. Daar wordt een naheffing plus een boete geriskeerd. Mocht de gouden handdruk toch worden gestort op de privérekening, dan moet de werknemer deze dezelfde dag nog terugstorten. Dit moet ook als de gouden handdruk per ongeluk op de privérekening wordt gestort terwijl de werknemer graag een stamrechtconstructie wil benutten.
Bron:Gerechtshof Arnhem, rechtszaak LJN BO3720 26